Borssele blijft tot 2034 in bedrijf. EPZ heeft aangetoond dat zij de veroudering van de installatie volledig beheerst. De centrale blijft tot 2034 veilig en kreeg in 2013 en hierop aangepaste vergunning. Het IAEA houdt toezicht op het verouderingsbeheer.
Wereldwijd zijn meer dan 100 kerncentrales langer in bedrijf dan oorspronkelijk geplande tijd. Meestal van 40 naar 60 jaar, maar ook 80 jaar is al vergund. Ook de bedrijfstijd van Borssele is van 40 naar 60 jaar gebracht, langer dan tijdens de bouw werd beoogd. Voor deze bedrijfsduurverlenging is conform internationale richtlijnen aangetoond dat dit veilig kan. Deze richtlijnen zijn opgesteld door het Internationaal Atoomagentschap in Wenen (IAEA). Ook de Nederlandse ANVS was daarbij betrokken. De richtlijnen schrijven voor wat en hoe moet worden gedaan om aan te tonen dat de centrale ook gedurende de extra tijd veilig bedreven kan worden. Het IAEA organiseerde speciale ‘peer reviews’ gericht op centrales die bezig zijn met bedrijfsduurverlenging. Borssele werd in dit kader geregeld beoordeeld. In 2013 is de vergunning om door te mogen produceren tot 2034 definitief geworden.
Verouderingsbeheersing bij EPZ concentreert zich zowel op technologische veroudering als op fysische veroudering. Na verloop van tijd treedt materiaaldegradatie op door het langdurig gebruik (fysische veroudering). Daarnaast evolueert technologie waardoor ‘oude’ technologie niet meer verkrijgbaar is en op scholen en universiteiten niet meer wordt onderwezen. Beide fenomenen kunnen reden zijn om te moderniseren. Nu de centrale twintig jaar langer in bedrijf blijft, is opnieuw bewezen dat de veroudering met
alle waarborgen ook tot 2034 wordt beheerst. In veel gevallen was dit relatief eenvoudig: het ontwerp gaat van meer en veel zwaardere belastingen uit dan in de praktijk optreden. In andere gevallen waren metingen of berekeningen nodig. In alle gevallen is met zekerheid aangetoond dat de integriteit van de componenten ook tot minstens 2034 gewaarborgd is.
Verouderingsproblemen voorkomt EPZ door beheersmaatregelen te nemen: preventief onderhoud, het uitvoeren van inspecties om de status van een component te bepalen en vooral ook de installatie zodanig bedrijven dat verouderingsoorzaken, zoals temperatuurswisselingen, zo beperkt mogelijk worden gehouden. Waar nodig worden verouderende componenten tijdig vervangen.
Verouderingsbeheersing bij EPZ concentreert zich zowel op technologische veroudering als op materiaaldegradatie. Na verloop van tijd treedt materiaal-degradatie op door het langdurig gebruik (fysische veroudering). Daarnaast evolueert technologie waardoor ‘oude’ technologie niet meer behandeld wordt op de scholen en universiteiten. Beide fenomenen kunnen reden zijn om te moderniseren. Nu de centrale twintig jaar langer in bedrijf blijft, is opnieuw bewezen dat de veroudering met alle waarborgen ook tot 2034 wordt beheerst. In veel gevallen was dit relatief eenvoudig: het ontwerp gaat van veel zwaardere belastingen uit dan die in de praktijk optraden. In sommige gevallen werden er metingen en berekeningen verricht. In alle gevallen is met zekerheid aangetoond dat de integriteit van de componenten ook tot minstens 2034 gehandhaafd blijft.
Verouderingsproblemen voorkomt EPZ door beheersmaatregelen te nemen: regelmatig preventief onderhoud, het uitvoeren van inspecties om de status van een component te bepalen en vooral ook de installatie zodanig bedrijven dat er zo min mogelijk verouderingbelasting optreedt. Tenslotte worden verouderde componenten vervangen.
Op verzoek van de toezichthouder Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) kan een Ageing Management Assessment Team (AMAT) van het IAEA bij EPZ langs komen voor een beoordeling van de stand van zaken. AMAT levert zo nodig suggesties waarmee de verouderingsbeheersing verder verbeterd kan worden. In 2003 heeft een AMAT verouderingsbeheersing bij EPZ, onderdeel van de toen lopende 10-jaarlijkse veiligheidsevaluatie, beoordeeld.
Omdat het reactorvat vrijwel niet te vervangen is, bepaalt de kwaliteit ervan de levensduur van de hele kerncentrale. Het vat van Borssele is van gemiddeld twintig centimeter dik, hoogwaardig staal en bestaat uit ringvormige segmenten zonder verticale lassen. Het behoort daardoor tot de beste ter wereld.
Door de inwerking van neutronenstraling verliest een reactorvatstaal zijn taaiheid (breukgevaar). Vooraf moet worden aangetoond dat de taaiheid aan het einde van de vergunde bedrijfstijd nog voldoende zal zijn. Tijdens de onderhoudsstop in 2010 zijn er staalmonsters van het reactorvat genomen. Met de analyseresultaten is nauwkeurig bepaald hoeveel neutronenstraling het vat tot 2010 had opgelopen. Door slim beheer van de kern is de neutronenstraling op het reactorvat minder geweest dan bij de bouw werd verondersteld.
In 2007 zijn voor de bedrijfsduurverlenging opnieuw onbestraalde proefstukken [1] van het reactorvatstaal rondom de kern geplaatst. Op deze plek zorgt de extra hoge neutronenstraling voor versnelling van dit verouderingsproces. Zo kan in de toekomst gekeken worden. De proefstukken zijn in 2018 verwijderd en met metingen is bevestigd dat de taaiheid van het reactorvatstaal in 2034 ruim voldoende zal zijn.
De centrale is voortdurend op vol vermogen ingezet, met minder productieverstoringen dan in het ontwerp was aangenomen. Daardoor zijn in het Borssele-vat veel minder temperatuurwisselingen opgetreden dan voorzien, waardoor er nauwelijks sprake is van vermoeiingseffecten in het staal.
In 2012 is door problemen in een tweetal Belgische kerncentrales een uitgebreid onderzoek geweest naar de kwaliteit van het Borsselereactorvat. Die is na veertig jaar productie nog steeds beter dan van een nieuw reactorvat wordt geëist.
De onderzoeken hebben uitgewezen dat bij gelijkblijvende wijze van bedrijfsvoeren het reactorvat meer dan honderd jaar mee moet kunnen.
Het koelmiddel in de primaire kringloop koelt de kern. Als er een leidingbreuk optreedt, valt de kernkoeling weg. Om dit te voorkomen wordt er jaarlijks geïnspecteerd met ultrasoon en röntgenonderzoek aan lasnaden en materiaalovergangen.
In 1997 zijn er ‘lek-voor-breuk-maatregelen’ genomen. In geval van degradatie van een leiding zal er lekkage optreden die gedetecteerd wordt met lekdetectiesystemen. De centrale kan in dat geval veilig uit bedrijf genomen worden ruim voordat het tot een leidingbreuk kan leiden. De centrale is overigens zodanig ontworpen dat zelfs als een leiding breekt, de afschakeling en kernkoeling zeker gesteld zijn.
Vitale plekken in het primaire circuit zijn vanaf 2010 voorzien van thermokoppels [2] die belastingswisselingen ten gevolge van temperatuursveranderingen registreren. Met deze gegevens kunnen ‘real time’ uitspraken worden gedaan over vermoeiing van het primaire circuit.
In de twee stoomgeneratoren wordt de warmte uit de primaire kringloop overgedragen op de water/stoom-kringloop waarmee de turbine wordt aangedreven. Via duizenden pijpjes wordt warmte van het primair systeem overgedragen aan het secundaire systeem. Elke drie jaar wordt een groot deel van de pijpjes één voor één geïnspecteerd. Bij te grote afwijkingen worden pijpjes afgestopt om te voorkomen dat deze gaan lekken. De stoomgeneratoren van Borssele zijn overgedimensioneerd, de marge is ruim voldoende voor productie tot 2034.
Ook de beide stoomgeneratoren behoren tot de wereldtop. Bij veel drukwatercentrales zijn of zullen de stoomgeneratoren vervangen worden vanwege scheurvorming door spanningscorrosie. Deze scheurvorming ontstaat door de inwerking van het primaire water op de stoomgeneratorpijpen die gemaakt zijn van een Nickel-legering. Bij de meeste centrales zijn de pijpen gemaakt van inconel 600 waarvan gebleken is dat het gevoelig is voor spanningscorrosie. De stoomgeneratoren van Borssele zijn gemaakt van incalloy 800 dat niet gevoelig is voor spanningscorrosie.
Om corrosie in de secundaire (niet-nucleaire) systemen te voorkomen, wordt in de water/stoom-kringloop demiwater met chemische toevoeging gebruikt. Aanvankelijk werd fosfaatchemie gebruikt, maar dat leidde tot een verhoogde kans op schade aan de stoomgeneratorpijpjes [3].
Na de vervanging van de koperhoudende condensors door titaniumexemplaren werd het mogelijk over te stappen op AVT-chemie (All Volatile Treatment). Door deze maatregel is de kans op schade aan de stoomgeneratorpijpjes sterk afgenomen. Door de inspecties van de pijpjes hebben we dit kunnen bevestigen.
Ongevalsbestendige elektronica, meet- en regelcomponenten (EMR-componenten) zijn gekwalificeerd om ook in ongevalssituaties (hoge temperatuur, grote stralingsbelasting, hoge relatieve vochtigheid) goed te functioneren. In de loop der tijd kan de ongevalsbestendigheid minder worden. Zo kan door langdurige blootstelling aan straling en temperatuur isolatiemateriaal verbrossen, wat de kans op storing in een ongevalssituatie verhoogt.
Er is meetapparatuur aangebracht die gedurende meerdere jaren de omgevingscondities meet. Met deze informatie kan vanuit een ‘restlevensduur-database’ de restlevensduur van de EMR-componenten worden bepaald. Componenten en kabels die niet meer tot 2034 voldoen, zijn of worden in de komende jaren vervangen. Zo wordt ook de ongevalsbestendigheid van deze componenten beheerst.